Jezus geneest de blinde Bartimeüs (Marcus 10:46-52) - Analyse

• 46 En zij kwamen te Jericho; en toen hij met zijn discipelen en een groot aantal mensen Jericho uitging, zat de blinde Bartimeüs, de zoon van Timéüs, langs de weg te bedelen. 47 En toen hij hoorde dat het Jezus van Nazareth was, begon hij te roepen en te zeggen: Jezus, gij zoon van David, ontferm U over mij.

• 48 En velen zeiden hem, dat hij zich rustig moest houden; maar hij riep des te meer: Gij, zoon van David, ontferm U over mij. 49 En Jezus stond stil, en gebood hem te roepen. En zij riepen de blinde man, zeggende tot hem: Wees gerust, sta op; Hij roept u. 50 En hij, zijn kleed wegwerpende, stond op en kwam tot Jezus.

• 51 En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Wat wilt gij, dat ik u doe? De blinde zeide tot hem: Heer, dat ik mijn gezichtsvermogen ontvang. 52 En Jezus zeide tot hem: Ga heen, uw geloof heeft u gezond gemaakt. En terstond ontving hij zijn gezichtsvermogen en volgde Jezus op den weg.

• Vergelijk Matteüs 20:29-34; Lucas 18:35-43.

Jezus, Zoon van David?

Jericho ligt voor Jezus op de weg naar Jeruzalem, maar blijkbaar gebeurde er niets interessants terwijl hij daar was. Bij zijn vertrek ontmoette Jezus echter een andere blinde man die geloofde dat hij zijn blindheid zou kunnen genezen. Dit is niet de eerste keer dat Jezus een blinde man genas en het is onwaarschijnlijk dat dit incident letterlijker moest worden gelezen dan eerdere incidenten.

Ik vraag me af waarom de mensen in het begin probeerden de blinde man tegen te houden om Jezus aan te roepen. Ik weet zeker dat hij op dat moment al een behoorlijke reputatie als genezer had, zo'n reputatie dat de blinde man zelf duidelijk wist wie hij was en wat hij zou kunnen doen. Als dat zo is, waarom probeerden de mensen hem dan tegen te houden? Zou het iets te maken kunnen hebben met het feit dat hij in Judea was?is het mogelijk dat de mensen hier niet blij zijn met Jezus?

Het moet worden opgemerkt dat dit een van de weinige keren tot nu toe is dat Jezus wordt geïdentificeerd met Nazareth. In feite kwamen de enige twee andere keren tot nu toe in het eerste hoofdstuk. In vers negen kunnen we lezen dat Jezus uit Nazareth van Galilea kwam en later, wanneer Jezus onreine geesten uitdrijft in Kapernaüm, identificeert een van de geesten hem als gij Jezus van Nazareth. Deze blinde man is dusslechts de tweede die Jezus als zodanig identificeert en hij bevindt zich niet in goed gezelschap.

Dit is ook de eerste keer dat Jezus wordt geïdentificeerd als zoon van David. Er was voorspeld dat de Messias zou komen uit het huis van David, maar tot nu toe is Jezus' afkomst helemaal niet genoemd (Marcus is het evangelie zonder enige informatie over Jezus' familie en geboorte). Het lijkt redelijk om te concluderen dat Marcus dat stukje informatie op een bepaald moment moest invoeren en dit is zo goed als ieder ander. Deverwijzing kan ook teruggrijpen op de terugkeer van David naar Jeruzalem om zijn koninkrijk op te eisen, zoals beschreven in 2 Samuël 19-20.

Is het niet vreemd dat Jezus hem vraagt wat hij wil? Zelfs als Jezus niet God zou zijn (en dus alwetend), maar gewoon een wonderdoener die rondzwerft en mensen geneest, moet het voor hem duidelijk zijn wat een blinde man die op hem afstormt zou willen. Is het niet nogal vernederend om de man te dwingen het te zeggen? Wil hij alleen dat de mensen in de menigte horen wat er gezegd wordt? Het is de moeite waard hier op te merken dat terwijl Lucasbeaamt dat er één blinde man was (Lucas 18:35), Matteüs vermeldt de aanwezigheid van twee blinden (Matteüs 20:30).

Ik denk dat het belangrijk is te begrijpen dat het waarschijnlijk niet bedoeld was om letterlijk te worden gelezen. De blinden weer laten zien lijkt een manier te zijn om te praten over het weer laten zien van Israël in geestelijke zin. Jezus komt om Israël wakker te schudden en te genezen van hun onvermogen om goed te zien wat God van hen wil.

Dankzij het geloof van de blinde man in Jezus kon hij worden genezen. Zo zal ook Israël worden genezen zolang het geloof heeft in Jezus en God. Helaas is het ook een consistent thema in Marcus en de andere evangeliën dat de Joden geen geloof hebben in Jezus en dat gebrek aan geloof hen verhindert te begrijpen wie Jezus werkelijk is en wat hij is komen doen.